Terugblik door Dhr P. van Mourik

Hebben wij dat toen allemaal wel geweten?

Een nabeschouwing van het politiek/militaire optreden in Nederlands-Indië van 1945 tot 1950.

 

Op de vele samenkomsten van Indië-veteranen komt regelmatig de vraag naar boven waarom wij toentertijd niet meer en beter werden geïnformeerd over de politieke achtergrond van dat militaire ingrijpen. Het keiharde antwoord is dat politiek in die tijd voor de troep niet belangrijk werd geacht. Generaal Baay verwoordt zelfs in het gedenkboek van de 4e Inf.Brig. door te stellen “In het besef zijn plicht te hebben gedaan, is het politieke gebeuren voor ons soldaten van minder betekenis”.

 

Dat politieke gebeuren in Indië had in elk geval een zeer ongelukkige start. Op de dag dat Japan, na twee atoombommen, op 15 augustus 1945 vrij onverwacht capituleerde, kreeg Engeland de aanvankelijk voor Amerika bestemde taak toegeschoven om; a. circa 250.000 Japanners te ontwapenen, verspreid over immense gebieden; b. alle krijgsgevangenen en burger-geïnterneerden te bevrijden en c. waar nodig voorbereidingen te treffen voor herstel van het Nederlandse gezag. Al snel werd duidelijk dat het South East Asia Command (SEAC) van Mountbatten daar niet op was voorbereid, onvoldoende reserves bezat en aan deze opdracht geen hoge prioriteit toekende i.v.m. Singapore en HongKong…..

 

Zo kon het gebeuren dat pas half september 1945 de eerste geallieerde waarnemers, waaronder enkele Nederlandsers, alsmede hulpverleners van de RAPWI (Repatriation Allied Prisoners of War and Internees) in Batavia aan land gingen om te constateren dat Japanse autoriteiten toelieten dat bestuur en politie in handen kwamen van een Republik Indonesia, die zichzelf op 17 augustus 1945 als zodanig had uitgeroepen. Bij gebrek aan enig ander gezag kwamen ook veel Japanse wapenarsenalen in verkeerde handen…….

Eind september arriveerde de eerste (nota bene) Brits-Indische Divisie o.l.v. Generaal Christison. Die ondergraaft meteen al onze politieke plannen door op een persconferentie te verklaren dat hij voor zijn opdrachten slechts 2 bruggehoofden nodig heeft op Java en 3 op Sumatra. Tot overmaat van ramp doet hij nog een beroep op de Japanse en INDONESISCHE AUTORITEITEN in de overige gebieden de orde te willen handhaven.

 

1 oktober 1945 arriveren Admiraal Helfrich, in de functie van Bevelhebber Strijdkrachten Oosten (BSO) en de legercommandant van het KNIL, Generaal van Oijen. Zij richten zo goed en zo kwaad als dat gaat een gezamenlijke staf in waarbij wij verder aantreffen Generaal Schilling en de tot dat moment onbekende kolonel Spoor, hoofd Inlichtingendienst (NEFIS). De volgende dag arriveert Van Mook, als Luitenant Gouveneur-Generaal, de hoogste baas.

Vanaf dat moment ontstaat er grote onenigheid over;

  1. de aard en intensiteit van het Republikeinse optreden. Waren dat plaatselijke oproerkraaiers of had de gehele bevolking daar na jaren op gewacht?
  2. de mogelijkheid om met wat samengeraapte KNIL-eenheden de Republik te liquideren, door hun leiders te arresteren, desnoods zonder toestemming van de uiteindelijke verantwoordelijke Christison.
  3. de prioriteit die Java moet hebben als politiek zwaartepunt bij het opstellen van adviezen aan de Nederlandse regering. Van Mook was snel verlost van zijn illusie dat als Engeland Java en Sumatra voor zijn rekening zou nemen hij, Van Mook de OVW-bats, die op Malakka werden “geparkeerd”, samen met de nu toestromende ex-krijgsgevangenen van het KNIL, beter kon inzetten in de buitengewesten, met name de Grote Oost.

 

Van Oyen dacht aanvankelijk voor de herbezetting van Java en Sumatra 30 tot 50.000 man nodig te hebben en daar 3 tot 6 maanden voor nodig te hebben. Maar genoemde Generaal Schilling, gespecialiseerd op guerrillagebied dacht aan 75 tot 100.000 man VERSE TROEPEN, die daar wel eens 2 tot 3 jaar voor nodig zouden kunnen hebben.

Van Mook heeft goed naar Schilling geluisterd en hem zelfs voorgedragen als opvolger voor Van Oyen, MAAR DE POLITIEK, MET NAME ONS KABINET WILDE DEZE SOMBERE GETALLEN NIET HOREN…….

Ondanks onze militaire en dus ook politieke onmacht blies onze regering flink van de toren: De Republik Indonesia werd niet erkend en Van Mook werd verboden met collaborateurs als Soekarno te onderhandelen, waar Mountbatten het duidelijk op aanstuurde. Erger nog: Mountbatten verbood de overtocht van de OVW-bats, die zich op Malakka zaten te verbijten, zolang er geen “politieke overeenkomst” met de Indonesiërs werd gesloten. Redenen waarom Van Mook in november 1945 IN HET GEHEIM besprekingen aanging met de gematigde Shahrir.

 

Alles bij elkaar opgeteld realiseerde Van Mook zich maar al te goed de Nederlandse onmacht tot militair ingrijpen en adviseert het Nederlandse kabinet, eind december 1945, officiële besprekingen met de Republik te openen en het een “geleidelijke dekolonisatie” toe te zeggen “met behoud van het Koninkrijksverband……” Wat dat ook moge zijn. Een kabinetscrisis dreigde, maar het werd een keerpunt in het Indië-beleid.

Voorlopig haalden de besprekingen (nota bene o.l.v. de weinig soepele Christison) weinig uit. Engeland, wiens prestige duidelijk in het geding was, stuurde zelfs een Hoge Vertegenwoordiger van zijn Regering, Clark Kerr, om een oplossing te forceren. Dan komt de aap gauw uit de mouw: Engeland weigert gezamenlijk militair optreden met Nederland en maakt doodleuk bekend zijn (Brits-Indische) Troepen in maart en april 1946 te zullen repatriëren (i.v.m. spanningen aldaar). Nederland protesteert hevig in Londen: Engeland heeft zijn taken slechts ten dele uitgevoerd en laat ons met de gebakken peren zitten.

 

Enfin, Generaal Schilling wordt weggepromoveerd naar Tokio en per 1 maart 1946 wordt GENERAAL SPOOR LEGERCOMMANDANT. Op dat moment staan hem ter beschikking: 17 van de uiteindelijke 27 OVW-bats, 1 Mariniersbrigade en ongeveer 10.000 man KNIL-troepen en dat was maar net genoeg om de inmiddels 6 bruggenhoofden van de Engelsen over te nemen. Om sterk te staan bij de verdere onderhandelingen (!!!) besluit het kabinet door te gaan met het zenden van troepen. 10 OVW-bats zijn of gaan op weg en voor eind 1946 wordt een dienstplichtige Divisie toegezegd (7 December Divisie).

Ondanks deze geringe strijdmacht zijn er operatieplannen geweest, waaronder een riskante opmars van drie kanten naar het hart van de Republik: DJOCJACARTA. In de naar later bleek, verkeerde veronderstelling, dat daarmede alle verzetshaarden konden worden uitgeschakeld.

 

Het behoeft geen betoog dat de Republik al die maanden ook niet stil zat. Ondanks grote politieke meningsverschillen tussen radicale jongeren, door ons dankbaar extremisten genoemd, niet tot de TRI (toen nog zogeheten) behorende religieuze gevechtstroepen, als van de Darul Islam, Communisten en gematigde Nationalisten, zagen de leiders toch kans een bepaalde politieke lijn te ontwikkelen. Dat resulteerde na EEN JAAR MOEIZAAM ONDERHANDELEN tot het ACCOORD VAN LINGADJATI,  25 maart 1947. Nederland verklaarde zich bereid zijn gezag “na een overgangsperiode” over te dragen en erkende het gezag van de Republik op delen van Java en Sumatra.

Als tegenprestatie ging de Republik accoord met een FEDERALE CONSTRUCTIE. Zoiets als de Verenigde Staten van Indonesië…… met de Republik Indonesia als een gewone deelstaat….

De Federatie zou met Nederland verbonden blijven in een Unie, waarmee wij natuurlijk hoopten onze economische en sociale belangen veilig te stellen. Wat hoog tijd werd, want de bekende bodem kwam in zicht.

 

Reeds in mei 1947 liepen de onderhandelingen over de uitvoeringsbepalingen van Lingadjati vast. Militair ingrijpen werd een serieus alternatief. De plannen lagen klaar, met als politieke hamvraag: een beperkte of een algehele bezetting van Repubikeins gebied. Spoor pleitte voor een algehele bezetting om voor eens en vooral schoon schip te maken, maar Van Mook zag meer in een gedeeltelijke bezetting in verband met de betere politieke haalbaarheid en in de, overigens verkeerde veronderstelling, dat de Republikeinse leiders dan wel eieren voor hun geld zouden kiezen.

Wat de tactiek betreft waren in beide gevallen de te bezetten gebieden te groot om deze “stapsgewijze” te veroveren, zodat alle verzetshaarden worden opgeruimd. Daar ging te veel tijd en mankracht in zitten. Vandaar dat Generaal Spoor koos voor de naar hem genoemde “speerpunttactiek”: snelle, lange doorstoten, langs goede opmarswegen naar belangrijke plaatsen of gebieden. Tussenliggend terrein moet dan wel later worden uitgekamd en daar weten wij nu allemaal wel van mee te praten………..

 

Het kabinet ging accoord met “een zo groot mogelijke BEPERKTE ACTIE”, de zogenoemde EERSTE POLITIONELE ACTIE, (20 juli – 4 augustus 1947). Militair kon van een redelijk succes worden gesproken, maar na een week moesten de verantwoordelijke politici erkennen dat het POLITIEKE DOEL NIET WERD BEREIKT. De Republikeinse leiding bond in het geheel niet in. Integendeel: er werd verbeten weerstand geboden. EEN VERVOLG-ACTIE, met bezetting en uitschakeling van de Republik zou de enig-logische stap geweest zijn. De Troepen waren daar in elk geval klaar voor, maar ons PVDA-KVP-kabinet durfde dat om nationale EN INTERNATIONALE REDENEN niet aan en gaf dus opdracht alle acties 4 augustus 24.00 uur te staken. De Veiligheidsraad was nl. gealarmeerd en die verzocht natuurlijk onmiddellijk een staakt-het-vuren. Politieke hoogspanning. Van Mook en Spoor hebben alle registers opengetrokken en zelfs gedreigd met ontslag of eigenmachtig optreden, maar Drees was slim genoeg om geen verder succes te verwachten; verbeten Republikeinse leiders kun je niet dwingen. Vervolgens wordt een Amerikaanse resolutie door de Veiligheidsraad aangenomen; overleg met de Republik moet weer worden voortgezet en Jan-Soldaat zat met geheel nieuwe, uiterst kwetsbare en zeer infiltratievriendelijke demarcatielijnen……..

 

Dan volgen 16 “rustige maanden” en die hebben vrijwel alle Indië-veteranen van zeer nabij meegemaakt, want onder “rustig” moet je denken aan massale infiltraties, regelrechtige guerrilla-optreden, pauzeloze patrouillegangen, hinderlagen, gewapende convooien en wat dies meer zij. Om maar te zwijgen over de eindeloze en vruchteloze onderhandelingen.

Ook de TNI had zijn gevechtseenheden gesaneerd en gehergroepeerd. Hun logistiek viel terug op de bevolking. Goedschiks of kwaadschiks. Tot een “regulier” gevecht liet de TNI zich zelden verleiden; het was guerrilla en harde contra-guerrilla.

Eind 1947 drong Spoor nogmaals aan op voortzetting van militair optreden. Al het kwaad kwam vanuit Djocja. Zelfs afgesproken bestandslijnen werden niet meer gerespecteerd. De OVW-bats zouden in 1948 allemaal repatriëren. De tijd drong voor een oplossing, maar Amerika had ons een COMMISSIE VAN GOEDE DIENSTEN opgedrongen (al gauw een Commissie van goede Verdiensten genoemd…), die op een Amerikaans schip zowaar een accoord wist te bereiken: de zogenoemde RENVILLE-OVEREENKOMST, 17 januari 1948, waarbij zelfs de Van Mook-demarcatielijn werd erkend en beloofd werd dat grote groepen “achtergebleven” TNI zich uit onze gebieden zouden terugtrekken, resp. doen afvoeren. De zogenoemde pocket-ontruimingen.

 

Bovendien werd in de Renville-overeenkomst het Accoord van Lingadjati nader gespecificeerd. De Verenigde Staten van Indonesië zullen per 1 januari 1949 gaan functioneren. Over toetreding van de Republiek tot de Federatie zal onder supervisie van de CGD worden onderhandeld, met name zou de Republiek zijn krijgsmacht alsmede zijn overigens uitstekend functionerende Buitenlandse Dienst aan de Federatie moeten overdragen en dat was een Nederlandse vinding……

Uit het vaderland komt dan het langverwachte bericht dat de OVW-bats tussen april en augustus 1948 zullen repatriëren, de 7 december Divisie eind 1948.

 

Reeds in mei blijkt dat de Republik niet wil toegeven aan het afstaan van zijn twee grootste troeven; de TNI en zijn buitenlandse politiek. In juni 1948 breekt Nederland de onderhandelingen weer af. Anti-Nederlandse propaganda bereikt een hoogtepunt. Vijandelijke infiltraties nemen weer toe. Politiek zijn het slechte tijden. Het wachten is op de Kamerverkiezingen van juli 1948. Ook de zogenoemde BANDOENG-CONFERENTIE, die de staatsrechtelijke structuur van de Federatie moet regelen is aanstaande. Geen wonder dat er onenigheid ontstaat in onze top over het nu te voeren beleid: of regelrecht met Djocja afrekenen en de Republik dwingen zijn plaats als gewone deelstaat binnen de Federatie in te nemen, of eerst een aantal economisch belangrijke gebieden, vooral op Sumatra, bezetten. Wat weer zou getuigen van echte koloniale bedoelingen…….

 

Het nieuwe Kabinet-Drees wacht vervolgens op voorstellen van de CGD, nu onder leiding van de Amerikaan Cochran, die vooral Hatta te vriend wil houden i.v.m. een opbloeiend COMMUNISTISCH VOLKSFRONT. Inderdaad breken gevechten uit tussen gewone TNI-bats en enkele die met het Communisme sympathiseren. Solo, september 1948. Laatstgenoemde bats worden verslagen en trokken zich terug op Madioen, waar de revolutie “officieel” werd uitgeroepen. Veel politici, waaronder Beel, de aanstaande opvolger voor Van Mook, zagen een onverwachte kans voor militair ingrijpen, maar wederom Drees wijst dat af “zolang Hatta in het zadel zit” en hij krijgt weer gelijk. Met name het optreden van de Siliwwangi-Divisie, helemaal uit West-Java overgekomen, heeft vriend en vijand verbaasd. Binnen twee weken werd de opstand te Madioen bloedig onderdrukt, waarmee Hatta de Verenigde Staten, toch al in conflict met het wereld-communisme, voorgoed aan zich heeft gebonden……

 

DE vele bestandsschendingen en de uiterst frustrerende ervaringen aan de conferentietafel gaven uiteindelijk de doorslag. Half december 1948 gaf het kabinet zijn fiat aan operatie KRAAI (2e politionele actie, 19 tot 31 december op Java en tot 5 januari 1949 op Sumatra).

Wederom werden speerpunttactieken toegepast, wederom werden de beoogde doelen snel veroverd, maar van het insluiten en uitschakelen van de tegenstander kwam wederom weinig terecht, om van de onvermijdelijke “pacificatie” maar te zwijgen. In die eerste maanden van 1949 verloor Nederland het militaire initiatief. Gelukkig voor ons zag de TNI evenmin kans successen van enige omvang te boeken, zodat een soort patstelling ontstond, maar dan wel eentje waarbij de verliezen en de frustraties toenamen: gevangen genomen Republikeinse leiders werden martelaren, terwijl Sudirman en Nasution de uitgestippelde politiek met vastberadenheid voortzette.

 

Internationaal gezien kwamen wij er nu slecht voor te staan: veel verontwaardiging over dit hernieuwde ingrijpen. De Veiligheidsraad blijft de Republiek steunen, het wordt vechten tegen de bierkaai. Reeds gevormde deelstaten beginnen te twijfelen aan de goede bedoelingen van Nederland en doen zelfs een goed woordje voor de Republiek. Het kabinet komt dan al gauw tot de enig mogelijke conclusie: toegeven aan de wensen van de Republiek en de soevereiniteit over geheel Nederlands Indië, met uitzondering van Nieuw Guinea, over te dragen aan de REPUBLIK INDONESIA SERIKAT, hetgeen geschiedde op 27 december 1949.

 

Eenmaal baas in eigen huis was het slechts een kwestie van tijd, voordat de Republik Indonesia, als machtigste deelstaat alle macht binnen de Federatie naar zich toetrok en één grote REPUBLIK INDONESIA uitriep, zoals hij nu nog bestaat.

 

Kort samengevat waren het de internationale politiek, het trage en halfslachtige optreden van onze regering alsmede ernstige misrekeningen van onze militaire top er de oorzaak van dat wij het land, waar wij een paar eeuwen onze beste krachten aan hadden gewijd, hebben moeten prijsgeven zonder onze economische, sociale en strategische belangen voldoende te hebben kunnen veiligstellen.

 

Helaas valt het ons steeds weer moeilijk de hand in eigen boezem te steken, getuige bijvoorbeeld het feit dat ons middelbaar onderwijs tot de jaren tachtig (2 generaties lang!) verstoken is geweest van lessen geschiedenis over het voldongen gebeuren dat Nederland van 1945 tot 1950 zijn grootste koloniale oorlog uitvocht, waarbij onder meer 120.000 dienstplichtigen betrokken waren en 5500 landgenoten zijn gesneuveld.

 

Ik moge dan ook eindigen met de woorden die bij een van de vele herdenkingen bij het INDIE-MONUMENT TE ROERMOND, in aanwezigheid van nabestaanden der gesneuvelden werden gesproken:  “Niemand van ons kan toch vergeten zijn wat wij in dat verre land hadden te zoeken. Het waren onze volksvertegenwoordigers die het noodzakelijk achtten het Nederlands Gezag te herstellen over het gebied dat door de oorlog en de mensonterende bezetting van Japan totaal was verscheurd en verarmd.

Aan het herstel van dat land hebben wij onze besten krachten gewijd. Voor het herstel van dat land hebben velen van ons het hoogste, het allerhoogste offer gebracht. Dat wij het gebied onder langdurige en zware internationale en economische druk toch hebben moeten prijsgeven doet aan de waarde van deze offers niets af. Zij zijn een deel van onze geschiedenis geworden en onze kinderen hebben het recht deze geschiedenis te begrijpen en haar uit te dragen”.

 

 

 

 

 

Rosmalen, april 1992                                                    Piet van Mourik                        

                                                                                  240208004

 

                                                                                  1e Gezagsbat. Indië       1945-1946

                                                                                  1 – 3 R.I.                      1946-1948

                                                                                  6e Bat. G.R.J.               1949-1950

 

 

 

Literatuur:         Marsroutes en Dwaalsporen

                        P.M.H. Groen

                        SDU-Uitgeverij, Den Haag 1991

                        ISBN 90 12 06874 6